‘Wij’ en ‘zij’ of samen; waar gaan we voor?

Datum: 24-10-2019

Ik worstel al een tijdje met het feit dat ik vanuit mijn werkervaring, maar ook op linked en bij bijeenkomsten zie dat veelal de rode draad is dat er meer samengewerkt moet worden. Korte lijnen, elkaar kennen, informatie delen, weten wie wat doet en de verantwoordelijkheid nemen, zijn de mantra’s die vaak voorbijkomen. Eigenlijk hele open deuren en toch lijkt het ons niet zo makkelijk te lukken om dit ook daadwerkelijk in de praktijk te brengen. Dit met soms helaas hele trieste gevolgen, zoals laatst uit het inspectierapport kwam over de moord op het 16-jarige meisje door haar stalker.
 
Wat maakt het dat in de praktijk we toch snel vervallen in ‘wij’ en ‘zij’. Of het nu tussen organisaties is of tussen gemeente en organisaties. En bij dat ‘wij’ zit vaak ook een waardeoordeel. ‘Wij’ doen het beter, ‘Wij ‘hebben gelijk. ‘Zij’ snappen het niet’ ‘Zij’ doen hun werk niet’. Maar wat ook vaak voorbij komt: we willen wel, maar het is te druk. Of; in de waan van de dag wordt het vergeten.
 
Waarom lukt het ons niet om samen te werken, terwijl we elke keer weer met elkaar concluderen dat het erg belangrijk is. We ook zien dat we, in het belang van de inwoner, het met elkaar moeten oppakken en niet naast elkaar. En de wil om het te doen er ook is!  
 
Maar misschien nog wat rebelser; waarom accepteren we het eigenlijk met elkaar dat we nog steeds blijven roepen dat we het moeten doen. Is het niet gewoon een onderdeel van ons werk en taakomschrijving om, in het belang van de inwoner, samen te werken en te zorgen dat er korte lijnen ontstaan? Moeten we het niet van personen laten afhangen, maar onderdeel van onze werkwijze maken. Je hoeft elkaar niet per se aardig te vinden om samen te werken.
 
Ik heb ook niet de ultieme oplossing, weet dat het niet altijd zwart/wit is en dat het ook vaak wel goed gaat. Maar het is ook een pleidooi, vanuit mijn intrinsieke motivatie om echt het verschil te maken voor de inwoner, om het gewoon te gaan doen! Laten we het een normaal onderdeel van ons werk vinden en elkaar (met een knipoog, want we zijn ook gewoon mens met onze valkuilen) erop aanspreken als we in ‘wij’ en ‘zij’ vervallen. 


‘Wij’ en ‘zij’ of samen; waar gaan we voor?